Vasila de Schone

Vasilisa de Schone

Hieronder kun je het sprookje lezen van Vasilisa de Schone. Mooier nog is de schitterende versie van Clarissa Pinkola Estѐs in haar boek “De ontembare vrouw als archetype in mythen en verhalen”

In een afgelegen koninkrijk leefde eens een koopman met zijn vrouw en hun enige mooie dochter Vasilisa. Toen het kind acht jaar was, werd de vrouw plotseling heel ziek. Op haar doodsbed riep zij Vasilisa bij zich, gaf haar een pop en zei:  Ik ga sterven en laat je mijn zegen en deze pop na. Houd het altijd bij je en laat het aan niemand zien. In geval van nood vraag je haar om raad.” Daarna kuste zijhaar dochter  en stierf.De koopman rouwde lang over zijn vrouw, maar toen besloot hij opnieuw te trouwen en koos een weduwe met twee dochters. Maar voor zijn dochter Vasilisa was het huwelijk niet zo geslaagd, want de nieuwe vrouw was een echte stiefmoeder. Zij liet haar alle zware karweitjes opknappen in de hoop dat zon en wind haar schoonheid teniet zouden doen.Maar Vasilisa verdroeg alles zonder klagen en werd met de dag mooier, terwijl haar stiefzusters van pure jaloezie steeds magerder en lelijker werden, hoewel zij de hele dag geen hand hoefden uit te steken. Maar de pop troostte Vasilisa en nam haar veel werk uit handen.

Er ging een jaar voorbij en Vasilisa kreeg veel huwelijksaanzoeken. Maar zij mocht niet trouwen vóór haar stiefzusters die door niemand werden gevraagd. Op een keer moest de koopman op reis naar een ander land. Tijdens zijn afwezigheid verhuisde de stiefmoeder naar een huis aan de rand van een groot bos. En in datzelfde bos stond op een open plek een klein huisje, waarin de Baba Jaga woonde. De Baba Jaga liet niemand in haar buurt komen en wie het toch deed, at zij op. Voor de stiefmoeder stond het nieuwe huis precies op de goede plek. Zij stuurde Vasilisa voortdurend het bos in, maar met behulp van de pop keerde zij steeds behouden terug.

Op een herfstavond gaf de stiefmoeder de drie meisjes werk te doen. De een moest breien, de ander borduren, maar Vasilisa moest spinnen. Daarna deed de stiefmoeder het vuur uit en liet alleen een klein lichtje branden opdat de meisjes bij het werk konden zien. Zelf ging zij naar bed. De kaars begon lager te branden en een van de stiefdochters nam haar breinaald om de pit schoon te maken; daarbij doofde zij met opzet het vlammetje. Ze had geen licht nodig zei ze. Haar breinaalden glansden helder genoeg, en de ander zei dat haar borduurnaald ook genoeg licht gaf. Maar Vasilisa moest naar de heks Baba Jaga om vuur te halen en zij duwden haar de kamer uit.
Vasilisa ging naar haar kamer, gaf haar pop te eten zoals altijd en vertelde dat zij het bos in gestuurd was. De pop  zei haar niet bang te zijn en haar mee te nemen, dan zou haar niets overkomen.

Hoewel zij doodsbenauwd was, stopte Vasilisa de pop  in haar zak, sloeg een kruis en ging het bos in. Plotseling reed er een in het wit geklede ruiter op een wit paard voorbij en het werd dag. Een verder reed er een in het rood geklede man voorbij op een rood paard en de zon ging op. De hele dag en de hele nacht liep Vasilisa door het bos en op de avond van de volgende dag kwam zij bij een hut die omgeven was door een palissade van mensenbeenderen. Op de palen waren schedels gestoken. De deurposten waren van kippenbeenderen, de klink was een mensenarm en het slot was een mond met grijnzende tanden. Vasilisa viel bijna flauw van schrik en bleef als aan de grond genageld staan. Toen kwam er plotseling een andere ruiter voorbij, dit keer geheel in het zwart en op een zwart paard. Hij sprong af, maakte de deur open en verdween alsof de grond hem opgeslokt, en alles was zo zwart als de nacht. Even later begonnen de ogen in alle schedels op de palissade te gloeien en op de open plek werd het zo licht als midden op de dag. Vasilisa beefde van angst, maar omdat ze niet wist waar ze heen moest, bleef ze waar ze was.

Toen begonnen de bomen te ruisen en  Baba Jaga verscheen gezeten op een vijzel; zij stuurde met een stamper en veegde haar sporen met een bezem weg. Bij de deur aangekomen, snuffelde ze en schreeuwde dat het naar Russen rook en vroeg wie er was.
“Ik ben het, grootmoeder. Mijn stiefzusters hebben mij naar u toegestuurd om vuur te halen.”
“Goed,” zei  Baba Jaga, “ik ken jou. Blijf jij maar een poosje bij mij, dan krijg je vuur.”
Dus gingen ze samen naar binnen.  Baba Jaga ging liggen en gaf Vasilisa opdracht haar alles wat in de oven was te eten te brengen.
Er was genoeg voor tien, maar Baba Jaga at alles op en liet voor Vasilisa alleen een korst brood en wat soep over. Daarna zei ze: “Als ik morgen wegga, moet je het erf vegen, de hut schoonmaken, het middageten koken, de was doen en dan in de graanschuur de beschimmelde aren van de goede aren scheiden. Alles moet klaar zijn als ik thuiskom, want anders eet ik je op.”
Toen  Baba Jaga in haar bed begon te snurken, gaf Vasilisa haar eten aan de pop  en vertelde haar van het vele werk dat zij moest doen. Maar de pop  zei  dat ze het eten zelf moest opeten en niet bang moest zijn, maar haar gebeden zeggen en naar bed gaan; want de ochtend was wijzer dan de avond.

Vroeg in de morgen toen Vasilisa wakker werd en de ogen in de schedels juist doofden, reed de witte ruiter voorbij en het werd licht.  Baba Jaga floot en vijzel, stamper en bezem verschenen; de rode ruiter reed voorbij en de zon ging op. Toen  Baba Jaga weg was, bleef Vasilisa alleen achter en stond bedrukt te peinzen over welk werk ze het eerste zou doen. Maar alles was al gedaan en de pop zocht net de laatste beschimmelde aren eruit. Vasilisa noemde haar pop haar redster, zei haar dat zij haar voor een grote ramp had behoed en de pop vertelde  dat ze nu alleen nog maar eten hoefde klaar te maken.
Toen het avond begon te worden dekte Vasilisa de tafel en wachtte, en toen  Baba Jaga kwam en vroeg of alles was gedaan, zei Vasilisa: “Kijkt u zelf maar, grootmoeder.”  Baba Jaga controleerde overal en ontstak in woede, omdat ze geen fouten kon vinden, maar ze zei alleen maar: “Ja, het is goed.”

Toen riep ze haar trouwe dienaren die haar graan moesten malen. Daarop verschenen drie paar handen die begonnen te malen.  Baba Jaga schranste net zoveel als de voorgaande dag en zei toen tegen Vasilisa dat zij de volgende dag hetzelfde werk moest doen, maar bovendien het maanzaad op de graanzolder lezen en het afval netjes wegruimen.
Opnieuw vroeg Vasilisa haar pop, en die zei net zo te doen als de avond tevoren; en de volgende dag deed de pop alles wat Vasilisa had moeten doen. Toen de oude vrouw thuiskwam controleerde zij alles en riep daarna haar trouwe dienaren weer. De drie paar handen verschenen weer, haalden het maanzaad en persten de olie eruit. Terwijl  Baba Jaga at, stond Vasilisa stil naast haar.
“Wat sta je daar te staren met je mond dicht?” vroeg  Baba Jaga. “Heb je je tong verloren?”
“Als u het goed vindt, zou ik u een paar vragen willen stellen,” zei Vasilisa.

“Vraag maar,” zei  Baba Jaga, “maar denk erom dat niet alle vragen wijs zijn. Veel kennis maakt vroeg oud.”
Vasilisa vertelde haar dat zij alleen iets over de ruiters wilde vragen.  Baba Jaga zei haar dat de eerste haar dag was, de rode haar zon en de zwarte haar nacht. Daarna dacht Vasilisa aan de drie paar handen, maar durfde niet verder te vragen en hield haar mond.
“Waarom vraag je verder niets?” zei de Baba Jaga.
“Zo is het genoeg,” zei Vasilisa . “U heeft zelf gezegd, grootmoeder, dat te veel kennis oud maakt.”
Daarop zei  Baba Jaga dat zij er verstandig aan had gedaan alleen te vragen naar wat zij buiten voor de hut had gezien, maar dat zij zelf nu ook haar vragen had. En zij vroeg hoe Vasilisa met al haar werk was klaargekomen.
Vasilisa vertelde dat de zegen van haar moeder haar had geholpen.
“Dat is het dus,” zei  Baba Jaga. “Maak dan maar dat je wegkomt, ik heb in mijn huis geen zegen nodig,” en zij duwde Vasilisa de kamer uit en door de deur naar buiten, pakte een schedel met zijn gloeiende ogen van de palissade, stak hem op een stok en gaf hem Vasilisa .
“Hier is het vuur voor je stiefzusters,” zei ze, “neem maar mee naar huis.”Vasilisa maakte dat ze wegkwam. Op de avond van de volgende dag kwam ze thuis en wilde de schedel weggooien. Maar er kwam een stem uit, die zei dat zij dat niet moest doen, maar hem bij haar stiefmoeder moest brengen. En omdat Vasilisa geen licht in het huis zag, deed zij dat ook.

Voor het eerst werd zij vriendelijk door haar stiefmoeder en stiefzusters ontvangen. Zij vertelden haar dat zij sinds haar vertrek geen vuur meer hadden gehad, dat ze geen vuur hadden kunnen maken en dat het van de buren geleende vuur was uitgegaan toen het de kamer in was gebracht.
“Misschien gaat jouw vuur niet uit,” zei de stiefmoeder.
Zij nam de schedel mee de woonkamer in, maar de gloeiende ogen van de schedel staarden haar en haar dochters voortdurend in de ogen, tot diep in de ziel. Zij probeerden zich te verstoppen, maar de ogen volgden hen overal en toen de ochtend kwam, waren zij tot as verbrand.
Toen het licht werd, begroef Vasilisa de schedel, deed de deur op slot, ging naar de stad en vroeg een eenzame vrouw haar tot de thuiskomst van haar vader bij zich te laten wonen; en daar wachtte zij.

Maar op een dag zei ze tegen de oude vrouw dat ze zich verveelde zonder werk en vroeg haar vlas te kopen om te spinnen. Maar het garen dat Vasilisa spon was zo dun en fijn als een zilveren haar, en geen weefstoel paste erbij. Dus vroeg Vasilisa haar pop om raad. In een enkele nacht zorgde de pop voor een prachtige weefstoel, en toen in het voorjaar het linnen geweven was, gaf Vasilisa het aan de oude vrouw en vertelde haar dat zij het moest verkopen en het geld mocht houden. Maar de oude vrouw bracht het naar koninklijk paleis; de koning zag het en vroeg hoeveel zij ervoor wilde hebben. Zij zei dat niemand een dergelijk weefstuk kon betalen en dat zij het als geschenk had meegebracht.
De koning bedankte haar, gaf haar geschenken en liet haar weer gaan. Maar er was geen kleermaker te vinden die van het linnen hemden kon naaien, zo fijn was het. Toen liet de koning de oude vrouw bij zich roepen en zei haar, dat als zij de stof gesponnen en geweven had, zij ook de hemden moest kunnen naaien. Daarop vertelde zij hem dat een mooi jong meisje de stof had gemaakt. De koning zei dat het meisje de hemden moest naaien. Dus naaide Vasilisa  een dozijn van de allermooiste hemden en de oude vrouw bracht ze naar de koning. Ondertussen waste Vasilisa zich, kamde zich, trok haar mooiste kleren aan en ging voor het raam zitten wachten.
Tenslotte kwam er een dienaar van het hof en zei dat zijne majesteit de kunstenares die de hemden had gemaakt wilde ontmoeten, zodat hij haar eigenhandig kon belonen. Vasilisa volgde de dienaar naar het paleis en verscheen voor de koning. Toen hij de mooie Vasilisa zag, werd hij verliefd op haar en zei dat hij haar niet meer wilde laten gaan. Zij moest zijn vrouw worden.

Hij pakte haar bij de handen en zette haar op de troon en diezelfde dag nog werd het huwelijk gesloten. Spoedig daarna kwam de vader van Vasilisa van zijn reizen naar huis, verheugde zich over haar geluk en mocht van nu af in het paleis bij zijn dochter blijven wonen. Vasilisa nam ook de oude vrouw bij zich in het paleis. En de pop hield zij tot aan het eind van haar leven bij zich.

 

Russisch sprookje.